Staartje

“Nog een fijne avond,” zegt de ober van Café Pavlov in Den Haag als we om 18.00 uur weggaan. Hij weet niet dat we net besloten hebben naar het ziekenhuis te gaan. Bert had tien minuten geleden – terwijl we na een bezoek aan de film Tous Ensemble gezellig zaten na te praten bij rode wijn met bittergarnituur – een spraakstoornis: hij begon te brabbelen, reageerde traag en kwam niet uit zijn woorden. Eerder deze week had hij aan de telefoon ook al zoiets. En ineens valt bij mij het kwartje. Dit is afasie, schiet door me heen, en meteen daarna: foute boel!

Het lijkt erop dat Bert een TIA heeft gehad: een mini-beroerte van voorbijgaande aard, een waarschuwing van je lichaam dat er bijna een vat verstopt zit in je hersenen.

Op de Spoedeisende Hulp wordt hij meteen in de medische molen gestopt: hartfilmpje, bloedonderzoek, ziektegeschiedenis. We vertellen over zijn fietsongeluk van twee maanden geleden. Wie weet is dat toch belangrijk. Hij ging met zijn racefiets onderuit door steenslag op een net geasfalteerde landweg en viel op zijn hoofd. Hij raakte bewusteloos en werd per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Ze constateerden daar een lichte hersenschudding; hij herinnert zich daardoor niets van het ongeluk. Zijn fietshelm was door de klap flink ingedeukt.

Hart en bloed zijn prima, niks wijst op een TIA. De arts besluit een CT-scan van zijn hersenen te laten maken. En dan wordt de verklaring voor Berts spraakproblemen gevonden: hij heeft een grote bloeduitstorting in zijn hoofd (een subduraal hematoom), tussen zijn schedel en zijn hersenen. Het hematoom drukt op de hersenen en daardoor heeft hij uitvalsverschijnselen. Simpel gezegd heeft hij een blauwe plek in zijn hoofd die in de weg zit. Het bloed zit opgesloten tussen twee hersenvliezen (het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies).
De oorzaak moet volgens de arts wel het fietsongeluk zijn, want op de scan is te zien dat het oud bloed is.

We zijn verbijsterd. Het fietsongeluk is twee maanden geleden, hoe kan hij nu dan nog zoiets krijgen? En bovendien is hij links op zijn hoofd gevallen, hoe kan het hematoom dan aan de rechterkant zitten? De arts legt uit dat bij de val de hersenen tegen de andere kant van zijn schedel zijn ‘gestuiterd’ en dat daarbij een ader kapot is gegaan. Het bloed heeft heel langzaam gedruppeld, vandaar dat het zo lang duurde voordat hij er iets van merkte. Heel sluipend is de druk op zijn hersenen toegenomen.
Het was me al wel opgevallen dat hij de laatste tijd gauw moe was – zelfs onder de film vanmiddag zat hij alweer te gapen – en hij leek ook minder flexibel en helder dan anders. Blijkt dus allemaal te komen van de druk tegen zijn frontale hersenkwab.

Het is bijna middernacht als we uitsluitsel krijgen over hoe nu verder. Een neurochirurg moet de bloeduitstorting uit zijn hoofd verwijderen, daarvoor wordt een gaatje in zijn schedel gemaakt. Voor die operatie moet hij naar een ander ziekenhuis, want hier is geen neurochirurgie. En tot het zover is, moet hij blijven. Hij moet onder controle blijven tot de operatie. Hij mag niet meer naar huis.

Midden in de nacht wordt hij opgenomen in het uitgestorven ziekenhuis. We omhelzen elkaar in de donkere gang en ik beloof de volgende ochtend wat spullen te komen brengen. Om kwart voor twee ’s nachts kom ik alleen thuis.

Drie onwerkelijke dagen later verhuist hij per ambulance naar het andere ziekenhuis. De neurochirurg vertelt vriendelijk maar zakelijk dat hij onder plaatselijke verdoving een gat in zijn schedel gaat boren om de hersenen te ontlasten en de bloeduitstorting te verwijderen. Plaatselijke verdoving?? Ja, zo doet hij het altijd en het blijkt ook voor de patiënt goed te doen – “anders zouden we de operatie niet zo uitvoeren, mevrouw” – Ook leidt deze aanpak tot sneller herstel.

Zijn zelfverzekerde blik is geloofwaardig, dus dan moet het maar zo. Het gat dat ze gaan boren blijkt trouwens een doorsnede te hebben van ruim een centimeter, veel groter dan wij dachten.

De volgende ochtend om acht uur stuurt Bert een berichtje: ik ben er klaar voor. En even later: ik ga nu naar de OK.
Hoe kom je de tijd door als je weet dat ze een gat aan het boren zijn in de schedel van je geliefde? Ik doe huishoudelijke klusjes, ijsbeer door de kamer, probeer de krant te lezen. Ik schrijf alvast een concept-mailtje aan iemand dat de operatie goed is verlopen (zo lijkt het net of het al achter de rug is) en surf wat op internet. Er zijn vandaag 35.000 haringen en 6000 wittebroden beschikbaar voor Leidens Ontzet. Fijn om te weten.

Het duurt lang, te lang voordat ik iets hoor. Ik houd het niet meer uit en bel het nummer van de verpleging. Daarop zijn ze 24 uur per dag bereikbaar, heeft een verpleegkundige me verteld. Ze nemen niet op. Vijf minuten laten nog niet. Daarna moet ik van mezelf een kwartier wachten met bellen. Dat houd ik niet vol en na zeven minuten bel ik opnieuw. Een broeder aan de lijn: “Nee, zijn bed is nog niet terug.” Waarom duurt het zo lang?

En dan ineens belt hij zelf, vrolijke stem. Het is goed gegaan. Wel hoorde hij het knarsen toen ze aan het boren waren. En hij heeft nog een drain die een paar dagen moet blijven zitten.

Drie dagen later mag hij naar huis. Hij moet nog rustig aan doen en over een paar weken terugkomen voor een controlescan, maar zijn hersenen kunnen zich volgens de neurochirurg nu weer ‘ontvouwen’. Alles zal straks weer goed functioneren. Daar gaan we voor.

Tot slot een advies: Fietsen is gezond, maar wees voorzichtig en draag een helm, zeker op een racefiets. En pas op voor bizarre ongelukken, want die zitten in een klein hoekje.

Plaats een reactie

Christine Kliphuis