Tijd

Nog een week of zes en dan sta ik echt op straat. Ik ben dan bij mijn beide werkgevers officieel ontslagen. Het UWV kijkt vanaf dat moment over mijn schouder mee of ik mij netjes gedraag volgens de rechten en plichten bij een WIA-uitkering.

Een paar jaar geleden was ik nog lekker bezig met twee leuke parttime banen en een florerend eigen bedrijf voor teksten en boeken. Alles veranderde toen iemand mij op een mooie voorjaarsdag van achteren aanreed terwijl ik voor het rode stoplicht stond te wachten. Ze wilde even een mobiel berichtje sturen aan haar zoon. Ik liep een nare whiplash op die maar niet wilde herstellen. Ondanks een revalidatietraject en veel motivatie hield ik er cognitieve problemen aan over, waardoor het niet lukte mijn oude werk weer op te pakken.
Na een UWV-keuringstraject ben ik nu gedefinieerd in een percentage arbeidsongeschiktheid: 75,4%. Voor de overige 24,6% zou ik – in optimale omstandigheden – nog iets kunnen verdienen in in de kunststofindustrie of de tuinbouw. Ik houd van plantjes dus wie weet.
Met dank voor mijn werk als communicatieadviseur en klachtenbemiddelaar, dat ik jarenlang met veel plezier heb gedaan.

Zes weken nog, het is kort maar ook lang. Tijd is een ongrijpbaar fenomeen dat krimpt of uitdijt naar gelang de setting. Het meten ervan is interessant voor wiskunde en statistieken, maar gevoelsmatig bestaat tijd niet.
Een minuut duurt eindeloos in de stoel van de tandarts, maar vliegt voorbij tijdens een gestolen ontmoeting met een geliefde. Een zich voortslepende vergadering lijkt uren te duren, totdat je bent begonnen aan een creatieve pentekening op de vergaderstukken. Dan is het toch weer jammer als je het zaaltje uit moet voordat je kunstwerk klaar is.
Voor een kind duurt de week tot zijn verjaardag eindeloos, om nog maar te zwijgen over hoe lang het duurt tot ‘later als ik groot ben’ eindelijk aanbreekt. Maar bij het spelen van verstoppertje is er toch altijd te weinig tijd om een goed plekje te vinden.
Dit jaar is het veertig jaar geleden dat mijn vader overleed. Een eeuwigheid zou je zeggen, maar soms kan het nog voelen als gisteren. Ik mis hem nog altijd, maar ik zou wel raar opkijken als hij ineens weer als 49-jarige zou binnenstappen. Hij zou dan ook ineens jonger zijn dan ik. Hij hoeft trouwens allang niet meer langs te komen om er te zijn: hij is geleidelijk een deel van mij geworden.

Mijn leven van vóór het ongeluk is inmiddels een vrij onwerkelijke herinnering, het lijkt eeuwen geleden. Kon ik dat echt allemaal? Had ik zoveel energie? Kon ik al die verschillende dingen tegelijk doen zonder dat ik overbelast raakte? Ja, dat kon ik, bevestigen mijn man en dochter en mijn vrienden. Ik geloof ze. Het was een mooie tijd waar ik soms nog zinloos naar terugverlang.
Kenmerkend voor mijn verhaal is dat zich een ‘breuk in mijn levenslijn’ heeft voorgedaan: er een duidelijke scheidslijn tussen mijn leven vóór het ongeluk en het leven daarna. Dat blijkt kenmerkend te zijn voor niet-aangeboren hersenletsel (NAH).

Na een periode van verzet, vechten en verdriet om de ongewenste veranderingen in mijn leven heb ik langzamerhand leren aanvaarden hoe het is. Ook leer ik steeds beter omgaan met mijn beperkingen. Ik blijf nog hopen op verbetering, maar ik leef vandaag en richt mijn aandacht op wat ik nog wel kan: ik geniet van het schrijven – stap voor stap, gedoseerd en zonder tijdsdruk – aan een boek over de afgelopen periode en dat houdt me van de straat. Ook geeft dat me het gevoel dat ik iets zinvols doe.
Ik trek niet meer aan het dode paard dat Vroeger heet. Wel gun ik mezelf af en toe een verdrietdag waarin ik even mag somberen over alles wat ik kwijt ben geraakt. Dan doet een goed glas port wonderen.
Ik ga er als ‘voortijdig gepensioneerde’ nog wat moois wat van maken en genieten van mooie momenten met dierbare mensen.
Want ook gezelligheid kent geen tijd.

1 gedachte over “Tijd”

Plaats een reactie

Christine Kliphuis