Als ik thuiskom van het boodschappen doen, zie ik het meteen: mijn man is met het verkeerde doekje het hek van het balkon aan het schoonmaken. Hij heeft het schone vaatdoekje van het aanrecht gepakt in plaats van een schoonmaakdoekje uit het gootsteenkastje!
‘Wat ben je aan het doen?’ vraag ik zo neutraal mogelijk terwijl ik de boodschappen op het aanrecht zet. Ik probeer niet boos te worden, want hij ik weet dat hij mij een plezier wilde doen. Ook dat nog.
‘Ik heb het hele balkon geveegd en schoongemaakt, dan kunnen we hier samen lekker even zitten met een glas rosé,’ zegt hij. ‘Het is nu heerlijk in de zon.’
Van een afstand zie ik dat mijn mooie, nieuwe, schone vaatdoekje helemaal zwart is geworden. Die vlekken gaan er nooit meer uit, dat zie ik zo.
Met moeite krijg ik een klein bedankje uit mijn mond, daarna ga ik gauw de boodschappen opruimen en houd me in.
Een deel van mij beseft dat het onderwerp ‘het juiste gebruik van vaatdoekjes’ het eigenlijk niet waard is om me druk over te maken, maar een ander deel van mij wil dat toch. Ik mag graag af en toe op de barricaden staan en me ergens over opwinden. En uiteraard vooral omdat ik gelijk heb en er iets aan de wereld verbeterd moet worden. Dat kan ook gaan over vaatdoekjes.
Ik weet nog hoe ik me als kind van een jaar of tien ’s nachts in bed lag op te winden over Adolf Hitler. Ik kom uit een joodse familie en was heel boos op hem om alles wat hij had gedaan. Ik bedacht wat ik allemaal tegen hem zou zeggen als ik hem tegenkwam. Ik zou hem eens goed vertellen wat een gemenerik hij was en wat ik daarvan vond. Tegelijk besefte ik dat ik niks meer aan de oorlog kon veranderen omdat het al geschiedenis was.
De behoefte om mijn mening te geven en invloed te hebben op wat er gebeurt, is gebleven. Wel ben ik in de loop der jaren selectiever geworden in waar ik me over opwind. De hele dag op allerlei barricaden rondlopen is best vermoeiend en ook weinig effectief. Het werkt beter om een paar onderwerpen uit te kiezen waar je echt invloed op kunt hebben en daar dan ook energie in te steken. De rest laat ik tegenwoordig voorbijgaan. Ik word steeds beter in afstand houden, kijken naar ‘het proces’ in plaats van erin meegesleept worden, in meebewegen, observeren en loslaten, in laconiek zijn en bijvoorbeeld zeggen ‘het komt zoals het komt en het gaat zoals het gaat’. Wat ook altijd zo is.
Vroeger vond ik het mooi als mensen vanaf de barricaden zeiden: ‘ik kan niet tegen onrechtvaardigheid.’ Inmiddels kijk ik daar anders tegenaan, want wat is onrechtvaardigheid eigenlijk? Het is geen objectief begrip. Wat de een terecht vindt, vindt de ander onrechtvaardig. Schermen met je gevoel voor rechtvaardigheid kan zelfs een gevaarlijk excuus worden voor acties die eigenlijk niet door de beugel kunnen. Zo zal Hitler ook wel hebben gevonden dat de jodenvervolging rechtvaardig was, ze hadden het er immers in zijn ogen zelf naar gemaakt. (Toch jammer dat ik dat als kind niet met hem heb kunnen bespreken.)
En voetballers die een scheidsrechter aftuigen kunnen ook niet tegen onrechtvaardigheid.
Inmiddels zitten mijn man en ik op het schone balkon met een glas rosé. Het is er heerlijk in de zon.
Ik kan het onderwerp vaatdoekjes toch nog niet helemaal loslaten en vraag hem – nu heel vriendelijk – of hij mij kan uitleggen waarom hij voor schoonmaakwerk steeds weer een vaatdoekje van het aanrecht pakt in plaats van een schoonmaakdoekje uit het gootsteenkastje. Terwijl ik al zo vaak heb gezegd dat het vaatdoekje daar niet voor is. Hij denkt even na over zijn doekjeskeuzeproces en zegt dan: ‘Wat je ermee oplost is gewoon belangrijker dan wat je ermee veroorzaakt.’ Waarvan akte.