Zakdoekje

Ineens is ze er weer, mijn moeder.

In de zak van een chic jasje dat ik al vijftien jaar heb bewaard maar nu wil meegeven met een kledinginzameling van Terre des Hommes, vind ik een verfrommeld wit zakdoekje. Door haar verfrommeld, door haar hand gegaan, door haar in die zak gestopt waar het al die jaren geduldig is blijven zitten.

Ik heb nog altijd wat kleren van haar, vooral de mooie jasjes, waar ze zelf zo blij mee was. Dragen kan ik ze niet, want de mouwen zijn speciaal voor haar korter gemaakt. Ze was met haar 1,48 meter zo’n klein vrouwtje, dat de confectiematen meestal niet pasten. Alles moest worden ingekort. Ook haar schoenmaat 34 was bijna nergens te krijgen. Ze kwam daarom vaak op de kinderafdeling uit. Gelukkig kon ze er meestal wel om lachen, al ging het haar te ver om met konijnensloffen te gaan lopen.

‘Ik ga dit nu toch wegdoen, mam, dat vind je vast wel goed,’ had ik in gedachten tegen haar gezegd toen ik het jasje uit de kast haalde. In de loop der jaren ligt alles minder gevoelig. Eerst had ik nog heel veel bewaard, vijf jaar na haar dood kon ik in een tweede opruimronde van meer dingen afstand doen zonder pijn. En langzamerhand zijn ook haar kleren minder gevoelige materie geworden.

Voorzichtig vouw ik het verkreukelde zakdoekje open. Het is heel klein, maar 15 bij 15 centimeter. Te klein om echt je neus te snuiten, te klein voor een virus. Uit de tijd dat vrouwen nog geacht werden niet verkouden te zijn, maar een zakdoekje alleen decoratief te gebruiken. Misschien hadden ze wel stiekem grote geruite katoenen zakdoeken in hun tas als ze echt verkouden waren.

Ik leg het zakdoekje op tafel om het te bestuderen. Het is wit, teer en dun, je kunt erdoorheen kijken. Het heeft een mooi bewerkt randje en in een van de hoeken zijn twee witte bloemen geborduurd, met takjes en blaadjes eromheen. Verfijnd is het. Zoals mijn moeder ook was. Zo’n zakdoekje paste bij haar.

Ik ruik eraan, maar mijn moeders geur is allang vertrokken. In de hoek zie ik een klein vlekje, zou het echt een vlekje van haar zijn? Na vijftien jaar is het niet eens meer vies.

Ik ben de hele dag blij, het is alsof mijn moeder weer even dichtbij is. Ik zie haar staan in het mooie jasje, met haar hand in haar zak, het zakdoekje onzichtbaar in haar hand geklemd omdat ze kriebel in haar neus heeft, omdat ze bijna moet niezen, of misschien heeft ze een loopneus omdat ze net van buiten kwam op een winterse dag. Nog even en ze haalt het uit haar zak.

Ik ga het zakdoekje wassen en strijken en netjes opvouwen, zoals mijn moeder vroeger zelf ook deed. En dan bewaren bij haar dierbare spulletjes.

Mijn moeders verfrommelde kanten zakdoekje, wat ben ik blij met deze onverwachte vondst. Vroeger zou ik haar gebruikte zakdoeken niet willen hebben, maar nu is het een geschenk uit de hemel.

 

Plaats een reactie

Christine Kliphuis